2.21 Silicaten deel 3

Tectosilicaten (overig)

Na de cyclosilicaten (2.17) en de nesosilicaten (2.19) is het nu de beurt aan de tectosilicaten. Of liever gezegd, de overige tectosilicaten, want een belangrijke groep is al aan de orde geweest, n.l. de zeolieten.

Aan bod komen hier de veldspaten, de veldspaatachtigen en nog een aantal op zich zelf staan de mineralen.

Veldspaten

Binnen deze groep zijn er 2 solid solutions te onderscheiden:  kaliveldspaat (van K(AlSi3O8) t/m Na(AlSi3O8)) en plagioklaas (van Na(AlSi3O8) t/m Ca(Al2Si2O8)).

Albiet (Na(AlSi3O8) vormt het draaipunt.  Het is zowel het eindpunt van kaliveldspaat als het beginpunt van plagioklaas. Zoals de naam al aangeeft (alba is Latijn voor 'wit') heeft het een witte kleur. Je komt het  vooral tegen als matrix bij andere mineralen.

Afb. 2: Een leuk geschenk van een verkoper: witte adularia-kristallen op matrix. Afkomstig van de Splügenpas op de grens van Italië en Zwitserland.

 

Microklien en orthoklaas hebben dezelfde chemische formule (K(AlSi3O8)) en zijn dus polymorfen. Ze komen nogal eens samen voor, b.v. in maansteen. En ook in adularia, het mineraal hierboven.

 

Afb. 1 (links): Bol van microklien uit Madagaskar.

Maansteen heet zo vanwege een bepaalde glans, die aan de maan doet denken. Deze wordt veroorzaakt door dunne, over elkaar liggende, laagjes veldspaat. Het is vergelijkbaar met het kattenoog-effect van tijgeroog (zie ook 2.12)

Afb. 3: Zwarte maansteen jumbo.


Afb. 4: Zwarte maansteen-bol.


De oude Grieken en Romeinen associeerden maansteen al met hun maangoden en -godinnen.

De Romeinen dachten dat maansteen bestond uit gestolde maanstralen - Bron: Wikipedia


Afb. 5: Klein witte maansteen-bol.

 

Amazoniet is een groen-blauwe variëteit van microklien. De kleur zou een gevolg zijn van de aanwezigheid van loodoxide (PbO). Hoewel er ook aanwijzingen zijn, dat deze veroorzaakt wordt door tweewaardig ijzer (Fe2+). Bron: Mindat.org.

Afb. 6: Een jumbo van groen-blauwe amazoniet en donkere rookkwarts.


Over de samenstelling van  zonnesteen lopen de meningen uiteen. Volgens Mindat.com bestaat deze, net als maansteen, uit microklien en orthoklaas en dankt het zijn kleur aan ‘verontreiniging’ met hematiet, soms in combinatie met ilmeniet (Fe2+TiO3).

Afb. 7: Zonnesteen-bol.

 

De Nederlandse Wikipedia denkt echter te weten dat zonnesteen vooral bestaat uit oligoklaas ((Na,Ca)(Si,Al)4O8), een plagioklaas.

Hoewel Mindat.org natuurlijk autoriteit is, wordt het laatste verhaal enigszins ondersteund door wat er in het kader hiernaast staat.


Vermoedelijk hebben  de  Vikingen oligoklaas als navigatie-instrument gebruikt om op zee bij bewolkt weer de positie van de zon te kunnen bepalen. Dit mineraal kan gepolariseerd licht zichtbaar maken dat door de breking in de atmosfeer ringen rond de zon vormt. Het kristal verdubbelt de ringen. Als beide ringen even sterk zichtbaar zijn is het kristal recht op de zon gericht.

De ringen zijn ook zichtbaar als de zon al even onder is. Aldus kan het azimut van de zon worden bepaald bij een volledig bewolkte hemel of wanneer de zon zich net onder de horizon bevindt.

De zonnesteen (IJslands: sólarstein) wordt vermeld in meerdere IJslandse teksten uit de 13e en de 14e eeuw.

Een steen die in 2013 op       Alderney werd aangetroffen in het wrak van een 16e-eeuws oorlogsschip zou het bewijs kunnen zijn voor een dergelijk gebruik.

(Bron: Wikipedia)


Het bekendste plagioklaas is al diverse malen te bewonderen geweest. In 1.11 staan een ongeslepen en een geslepen labradoriet en ook de neushoorn en de olifant in 2.15 zijn van dit mineraal gemaakt.

In 1.11 wordt ook melding gemaakt van het zgn. ‘labradoriseren’ van labradoriet. Door slijpen en polijsten krijgt het mineraal kleuren van donkerblauw via groen en bruin tot rood en paars.

Afb. 8: Deze labradoriet is heeft een mooie diepblauwe kleur.

 

Net als bij maansteen ontstaat dit effect, ook wel ‘schiller’ genoemd, door dunne laagjes halfdoorzichtig mineraal, die over elkaar liggen.


Labradoriet is populair, maar het aanbod is groot, dus de prijzen zijn heel redelijk.

Afb. 9: Labradoriet ‘free form’ uit Madagaskar.

Veldspaatachtigen

De Nederlandse Wikipedia noemt deze groep ‘veldspaatvervangers’, maar dat vind ik een wat vreemde naam. Ik noem ze liever 'veldspaatachtigen', in lijn met de Engelstalige aanduiding feldspathoid.

Deel 2.09 is bijna geheel gewijd aan de aanschafperikelen van een stukje met lazuriet-kristallen op matrix. Lazuriet is een veldspaatachtige met een fraaie blauwe kleur, net als sodaliet .

Van chemische formules zie ik hier maar  af, die zijn wel erg ingewikkeld.

Afb. 10: Sodaliet-bollen.


Nog een fraai blauwe steen is haüyn, genoemd naar de Franse  kristallograaf Abbé René Just Haüy (1743 - 1822).

Dit mineraal wordt o.a. gevonden bij het stadje Mendig in de Eifel.

Afb. 11: Blauwe haüyn-kristallen op matrix uit Duitsland.

 

Haüyn is zeldzaam en duur. En daarom was ik verbaasd om op een veiling het hiernaast afgebeelde stuk van 130 gram te kunnen kopen voor een bijzonder aangename prijs.

Afb. 12: Haüyn met wat pyriet en iets wits (albiet?). Afkomstig uit Afghanistan.

 

De vraag is daarom: is het wel haüyn? Of is het misschien lazuriet? Dat het uit Afghanistan komt, is niet bepaald een garantie dat het echt is. Anderzijds komt het van een gereputeerde verkoper. Hoe dan ook, het is een prachtige steen.

Afb. 13: Rode tugtupiet-kristallen op matrix uit Groenland. Het is genoemd naar de 1e vindplaats: Tugtup Agtâkorfia op Groenland.

 

Verder zijn er nog enkele mineralen, die bestaan uit mengsels van vooral veldspaten en/of veldspaatachtigen


Lapis lazuli

Zoals in 2.7 reeds aangegeven was deze steen al bekend (en gewild) bij de oude Egyptenaren. De naam betekent zoveel als ‘blauwe steen’.

Afb. 14: Lapis lazuli free form uit Afghanistan.

Lapis lazuli betaat uit een mengsel van mineralen.  De blauwe kleur komt voor rekening van de veldspaatachtigen lazuriet en (in mindere mate) haüyn en sodaliet. Verder zit er gewoonlijk pyriet (goud- of zilverkleurig) en calciet (wit) in.


Gemalen lapis lazuli werd traditioneel gebruikt voor het maken van blauwe verf. Dit was duur vanwege de hoge prijs van dit mineraal, maar het resultaat was van hoge kwaliteit.

Johannes Vermeer was een van de gebruikers van deze dure verf, waardoor het schort van het Melkmeisje na 360 jaar nog steeds prachtig blauw is.

Rembrandt van Rijn gebruikte andere, goedkopere pigmenten, waardoor het blauw (en het groen) in zijn schilderijen bijna overal is verdwenen.

(Bron: een tv-programma over het Rijksmuseum, waarvan ik de naam niet meer heb kunnen achterhalen)


Afb. 15: Johannes Vermeer: Het Melkmeisje (c.a. 1660).

Afb. 16: De achtergrond van het Joodse Bruidje (c.a. 1665) van Rembrandt was oorspronkelijk groen (= blauw+geel).


Larvikiet is ook een mengsel van mineralen, vooral verschillende soorten veldspaat. De naam is onleend aan de Noorse stad Larvik.

Afb. 18: Een trommelsteen larvikiet.

 

Ook larvikiet vertoon ‘schiller’, al is dat op foto lastig vast te leggen.

 

 

Afb. 17 (links): Een prachtige bol van lapis lazuli met goudkleurig pyriet uit Afghanistan.


Bij de steen hieronder is het oorspronkelijke leuciet (zie ook 2.03) omgezet in orthoklaas (normaal monoklien), maar heeft het mineraal nog steeds het kristalstelsel van leuciet (tetragonaal).

Afb. 19: Orthoklaas (KAlSi3O8) psm leuciet (KAlSi2O6) uit Turkije.

 


Pseudomorfisme

Bij dit verschijnsel wordt een mineraal omgezet in een ander mineraal met behoud van het oorspronkelijke kristalstelsel. Het kan optreden bij hoge temperatuur en/of druk of door chemische reacties met stoffen in de omgeving. In de aanduiding van het mineraal zie je dat in de toevoeging 'psm'.


Een andere vorm van pseudomorfisme zijn we al tegengekomen, n.l. bij het versteende hout in 2.15.

 

Afb. 20 (rechts): Geelgroene meioniet-kristallen op matrix uit Finland.

Daarbij zijn de oorspronkelijke organische moleculen vervangen door anorganische mineralen, met behoud van de oorspronkelijke vorm van het hout. Dit is een vaker voorkomend verschijnsel bij fossiliseren.

Meioniet is een lid van de scapoliet-groep, die bestaat uit een klein aantal mineralen, die ook onder de tectosilicaten vallen.